geschiedenis – vervolg

Artikel geschreven door de Archeologische Werkgroep Voorburg, nadat zij onderzoek hadden verricht bij de sloop van de boerderij West Duivesteijn, 1988-1989.

Een korte geschiedenis van West-Duivesteijn
Boerderij West-Duivesteyn, die in oktober 1987 werd gesloopt om vervolgens in min of meer oorspronkelijke staat te herrijzen, behoorde tot het 14de eeuwse buiten Duivestein, ook wel Klein-Duvenvoorde genoemd. Zoals de naam al doet vermoeden behoorde het geheel toe aan het geslacht Van Duvenvoirde, waarvan het stamhuis, het kasteel Duivenvoorde – toendertijd een donjon – te Voorschoten stond. (dit kasteel is er nog steeds en in prima staat)
Aan het eind van de 14de eeuw erfde Arent van Duvenvoirde het kasteel, terwijl zijn broer Dirck de ridderhofstede stichtte. Het buiten bleef overgaan op de nakomelingen van Dirck totdat het aan het eind van de 16de eeuw door de voogd van de kinderen van een latere Dirck – een populaire naam in die tijd – verkocht werd.
Vooralsnog bleef de band met de familie Van Duvenvoirde bestaan. De nieuwe eigenaar, jhr. Johan Uitenhage de Mist, die in 1606 een bedrag van 9.000 gulden voor het bezit neertelde, was gehuwd met Maria van der Leeuw, wier moeder Van Duvenvoirde heette.
Met Johan de Mist, commissaris van de Monsteringe van de Staten-Generaal, brak voor Duivesteiyn een nieuwe tijd aan. Het sterk in verval geraakte herenhuis werd afgebroken. Hierbij kwamen zeer zware fundamenten aan het licht, waaruit afgeleid kan worden dat er nog een ouder, omvangrijk gebouw op dezelfde plaats gestaan moet hebben. Uitenhage de Mist liet een nieuw huis bouwen, alsmede twee boerderijen, de bouwmanswoningen West- en Oost-Duivesteyn.
Na het overlijden van Uitenhage de Mist (1618?) vond er in 1628 een splitsing plaats van het landgoed. Zijn weduwe erfde “een seeckere wooninghe ende landen genaemt Duivesteyn”; West-Duivesteyn, met een oppervlak van 26 morgen, 1 hont werd nagelaten aan de oudste zoon Ulrich of Diederik; Oost-Duivesteyn kwam in het bezit van zoon Johan.
In 1685 verdween het bezit uit handen van de familie Uitenhage de Mist. De laatste eigenaar was Johan Rampius van Swieten, neef van Uitenhage de Mist, die ook een groot pand in de Herenstraat ( nu nrs. 31, 33 en 35) bezat. Hij verkocht Duivesteyn met inbegrip van de boerderijen aan mr. Hendrick de Vaal.
In 1751 werd het door de volgende eigenaar, mr. Caspar Clottenbrooke, verkocht aan Abraham de Back. Op 2 juni 1765 verkocht deze het herenhuis, de stalling, plantagi en boerenhuis met 28 morgen land aan dr. Johannes Eusedius Voet, heer van Vormiselle, voor de som van 9843 gulden, 18 stuivers en 2 penningen. De schoonzoon van Voet, de Haagse notaris Lambertus Sijthoff, was eigenaar van *West-)Duivesteyn van 1766 tot aan zijn dood in 1808. Waarschijnlijk bewoonde hij het huis niet het hele jaar door, maar beschouwde hij het meer asl zomerverblijf. Bij zijn dood werd de buitenplaats met de twee boerderijen in de veiling gebracht. Hierdoor wordt ons een blik gegund in de samenstelling van het landgoed.
Het herenhuis West-Duivesteyn lag naast de gelijknamige boerderij en bestond op de begane grond uit een grote eetzaal, een voorhuis met opkamer, een ruime keuken en een grote kelder met wijn- en bierstellingen. De opkamer heeft als enig overblijfsel van het oude herenhuis nog deel uitgemaakt van de boerderij tot de afbraak in 1987. Onder deze kamer bevond zich een kelder met een plafond met diverse tongewelfjes (18de eeuws). Op de eerste verdieping was een grote slaapkamer, een groene kamer en twee slaapkabinetten, vervolgens nog een slaapkamer boven de keuken en een galerij met een open haard. Op zolder bevonden zich de kamers van het inwonend personeel. Bij de openbare verkoop werd het landgoed als volgt beschreven:
“Een alleraangenaamst buitenverblijf, genaamd West-Duivesteyn, gelegen tussen Voorburg en
Leydschendam, bestaande uit een heerenhuis, stalling, koetshuis, tuinmanswoning, welaangelegen
plantage, boomgaarden, moestuinen, broeierijen, menagerie, vinkenbaan, etc. Daaraan annex een
kapitale bouwmanswoning, stalling voor 28 koebeesten, 2 hooibargen, schuur, etc.”
Van dit buitenverblijf tot aan de Vliet zou een lange laan gelopen hebben; aan het water stond een theekoepel. Aan de weerzijden van de laan lagen de buitens Damsigt en Leeuwensteyn.
De nieuwe eigenaresse werd ene Maria van Rijn, die Duivesteyn 8 jaar later weer doorverkocht aan jhr. Abraham Suasso da Costa. In 1832 werd Daniel Willem Abraham Patijn, ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en lid van de gemeenteraad van Den Haag, de bezitter van het landgoed. Hij was de oom van de Voorburgse predikant Daniel Theodorus Patijn en vader van de Haagse burgermeester mr. Jacob Patijn.
In 1848 overleed Daniel Patijn en Duivesteyn kwam in het bezit van zijn neef Adriaan van Oyen. Deze was al in het bezit van de buitenplaats Vreeburg en liet wellicht om die reden het herenhuis West-Duivesteyn afbreken op de al genoemde opkamer na.
Na de dood van Van Oyen in 1857 werd het hele bezit, met een oppervlak van ruim 25 ha., door diens negen kinderen publiekelijk verkocht in het “Logement de Zwaan” ( nu huize Swaensteyn). Boerderij West-Duivesteyn werd toen als volgt omschreven:
“de bouwmanswoning bestond uit een woonhuis met stalling voor 28 koeien en 3 paarden, een kaarmolen, een stenen schuur waarin een wagenschuur, paardestalling en varkenshok, tuin, boomgaard, bepoting en beplanting met land tot aan de Schenkwetering”.
De koper in 1857 was Abraham van Duyn, gehuwd met Elisabeth Koch. Het echtpaar bleef kinderloos, zodat de boerderijen met land na 1893 voor een bedrag van 64.000 gulden het bezit werden van Menno Hugues Philippe Aymery Raoul baron de Gissard de Mielet van Coehoorn. Het geheel bleef familiebezit tot het in 1931 werd verkocht aan de N.V. Maatschappij tot exploitatie van Onroerende Goederen. Deze deed de boerderijen in 1955 over aan de gemeente Voorburg.
In de tachtiger jaren begon de strijd tegen de dreigende sloop van de boerderij West-Duivesteyn. Deze was inmiddels gekraakt door een groep jongeren, die onder de naam Sosjalot probeerde de gronden rond de boerderij weer productief te maken. Helaas mocht zelfs de oprichting van een stichting tot behoud van het monument niet baten. Een historisch stukje Voorburg moest plaats maken voor “verantwoorde” nieuwbouw.